Fulco de Minstreel: Een historisch verhaal uit den tijd van Graaf Jan I voor jongelieden by Kieviet


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 19

't Was een vroolijk gezelschap, dat zich verzamelde om de tafels,
die met den heerlijksten voorraad beladen waren. Geen enkele ridder
ontbrak, en al kwam ook Heer Witte van Haemstede met zijn linkerarm
in een doek, omdat die een weinig gekneusd was door den val, en al
had Heer Hendrik van Vianen eene lichte wond aan het voorhoofd,
gelukkig had geen der dappere ridders zich zoo ernstig gewond,
dat hij verhinderd was, aan den maaltijd deel te nemen. De tafels
waren rijk versierd met gouden bekers en schalen, kunstig nagebootste
kasteelen en een overvloed van het heerlijkste gebraad, blanke rivier-
en zeevisch en de fijnste wijnen, die Frankrijk en Duitschland maar
opleverden. Eene aangename, vroolijke muziek liet zich hooren.

En de gasten bewezen eer aan de heerlijke gerechten, die hun werden
voorgediend. Als om strijd roemden zij de gastvrijheid van den Heer
en de Vrouwe van Heukelom. 't Ging er vroolijk langs en de ridders
toonden, dat zij nog wel wat anders konden, dan vechten. 't Was een
kruisvuur van aardige gezegden en vroolijke jokkernijen. De bekers
werden lustig geheven en vlug geledigd, en nu en dan werd door den
vroolijken Brederode een liedje aangeheven, dat door bijna alle
aanwezigen meegezongen werd.

Iedereen genoot van het heerlijke feest, iedereen was vroolijk, --
slechts ��n uitgezonderd. Heer Hendrik van Vianen deelde niet in de
algemeene vreugde. Met gefronste wenkbrauwen en een stroeven trek
op het gelaat zat hij te midden der vroolijken. Barstte iedereen in
een schaterend lachen uit, als Brederode zijne snakerijen verkocht,
zijn gelaat alleen bleef stroef en norsch: 't scheen wel, of hij niet
eens gehoord had, wat er gezegd werd. Zong men een vroolijk lied, hij
alleen zweeg. Zijne oogen stonden somber en dof, en er kwam alleen
gloed in, als hij heer Gijsbrecht aankeek, wat hij soms wel minuten
aaneen kon doen. Ja, dan kwam er gloed in, maar het was de gloed van
den haat. Want hij haatte den jongen, fieren edelman, tegen wien hij,
de trotsche Vianen, die zich zoo graag "de Onoverw�nnelijke" noemde,
het in het strijdperk had moeten afleggen. Hij, de Onoverwinnelijke,
was overwonnen.

Nooit zou hij dien naam meer durven noemen, want hij begreep maar al
te goed, hoe dan zijne vijanden zouden meesmuilen. En vrienden had
hij niet. Als hij dat nog nooit geweten had, zou hij het wel hebben
kunnen opmaken uit het gejubel, dat uit de menigte opsteeg ter eere
van IJselstein, toen deze hem uit den zadel deed storten.

Dat gejuich dreunde hem nog in de ooren, en de gedachte, dat zijne
nederlaag het volk zooveel vreugde had verschaft, deed hem dorsten
naar wraak. Zijn gemoed was vervuld van den bittersten haat tegen den
fieren overwinnaar, zijne oogen gloeiden van wraakzucht. Daarom nam
hij geen deel aan het feest. Alleen den beker gunde hij weinig rust;
hij dronk veel, zelfs te veel, en hoe meer hij dronk, hoe gloeiender
de blikken werden, die hij op Heer Gijsbrecht wierp. Hij wond zich op,
en eindelijk--toen de wijn hem naar het hoofd begon te stijgen,
was er maar eene kleinigheid noodig, om het blijde feest te doen
eindigen in een twist, misschien zelfs wel erger.

En aan die kleinigheid zou het niet ontbreken.

Daar stond de Bisschop van Utrecht op, en den beker heffende, riep hij:

"Komt edele Ridders en Edelvrouwen, wijden wij een dronk aan het
welzijn en het geluk van het bruidspaar! Ledigen wij den beker als
eene hulde aan de schoone bruid, en ter eere van den bruidegom,
den fieren overwinnaar!"

Die woorden werden met geestdrift begroet. Alle gasten stonden op en
hieven de bekers omhoog. Daverend klonk het door de groote burchtzaal:

"Ter eere van de schoone bruid en van den dapperen overwinnaar!"

Iedereen drong naar voren, om met Gijsbrecht en Bertha te klinken, en
in dat gedrang had niemand er eerst erg in, dat Heer Hendrik van Vianen
geen deel nam aan die eerbewijzingen. Doch daar bemerkte plotseling
Brederode het en vertoornd over zooveel onwellevendheid, riep hij:

"Wat nu, Vianen, gij weigert toch niet te drinken ter eere van
Jonkvrouw van Arkel, en hulde te brengen aan den overwinnaar van het
tournooispel? Kom, vergeet, evenals iedereen in uw geval zou doen,
de geleden nederlaag en breng hulde aan hem, die haar verdient. 't
Was een eerlijke kamp .... "

"Dat was het niet!" bulderde Vianen, onder het opstaan met zijne
vuisten zoo ruw op de tafel slaande, dat het drinkgeraad er van
rinkelde. "Dat was het niet. 't Was geen eerlijke kamp. Op eene
eerlijke wijze zou hij mij nooit overwonnen hebben!"

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Mon 17th Mar 2025, 7:48