Fulco de Minstreel: Een historisch verhaal uit den tijd van Graaf Jan I voor jongelieden by Kieviet


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 15

En de spreker heeft eer van zijn werk, want verscheidene omstanders
richten hunne schreden naar den beroemden man, om voor goed geld
slechte medicijnen te koopen. Doch den potsenmaker gaat het nog niet
vlug genoeg. Er moeten meer koopers komen; daarom laat hij zijne oogen
onder de menigte ronddwalen, tot hij iemand opmerkt, die er zeer bleek
en lijdend uitziet. Dien man met den vinger aanwijzend, gaat hij voort:

"Zie me daar nu dien ongelukkigen stumper staan. Wat eene kleur! Hoe
vermagerd! Ik vraag u, menschen, staat hij al niet met zijn ��nen
voet in het graf?"

Aller oogen richten zich op den aangewezen persoon, die zich thans
daar wel honderd mijlen vandaan wenscht. Ook Fulco kijkt dien kant uit,
en--herkent dadelijk den lijfeigene van den Heer van Vianen.

"Ha, ha," mompelt hij, "dat is mijn lieve vriend. Wacht, daar moet
ik bij wezen. Schooner gelegenheid komt er misschien nooit weer terug."

En zich tusschen het volk doordringende, gaat hij ongemerkt achter
den lijfeigene staan, die, hoe warm hij het ook heeft, nog altoos de
kap van zijne lijfrok over het hoofd houdt.

"En wat zal hem schelen?" gaat de bediende van den wonderdokter
voort. "Wat zal hem schelen? Z�� erg of z�� vreemd kan het niet wezen,
of mijn beroemde meester maakt het in korten tijd beter. Heb-je 't in
de ingewanden, goede vriend? Of heb-je pijn of ben-je ziek? In een
oogwenk ben-je zoo gezond als een vischje. Kom, draal niet langer,
't kost maar eene kleinigheid, en, kun-je niet betalen, dan kost
het je niets, totaal niets! Kan het nog mooier? Wat, blijf-je nog
staan? Durf-je niet? Dan zal ik het nog beter met je maken. Zeg maar,
wat je scheelt, en ik zal zelf de kruiden halen, die je noodig hebt,
en je genezen, daar iedereen bijstaat. Zeg maar, wat je deert."

Doch de lijfeigene blijft zwijgen.

"Dan zal ik het wel zeggen," roept Fulco lachend. En de vuile kap bij
de punt vastgrijpende, trekt hij die plotseling achterover, wat met
een kreet van pijn door den dienaar wordt beantwoord. En nu is het
iedereen duidelijk, wat den man scheelt. Aan zijn hoofd heeft hij
eene slecht verbonden wond, die, ongereinigd, veel erger schijnt,
dan zij werkelijk is.

"Kom maar hier, goede man, ik zal je wel helpen!" roept de
potsenmaker. "In eene week is het genezen, dat beloof ik je."

Fulco luisterde niet langer. Hij had zijn doel bereikt. Hij boog
zich tot den dienstman over en fluisterde hem in 't oor: "Schurk,
durf jij wel weerlooze jonkvrouwen aanranden? Dat dacht je niet,
h�, dat het zoo gauw aan het licht zou komen. Bereid je maar voor op
hetgeen je te wachten staat!"

En zich omdraaiende, verliet hij de groep, om op eene andere plaats
naar iets anders te gaan kijken. Doch daartoe had hij geen gelegenheid,
want plotseling werd zijne aandacht getrokken door schetterende muziek,
getrappel van paarden en kletteren van wapens. De ridders waren in
aantocht. Het steekspel zou beginnen.



HOOFDSTUK 3

Een steekspel en wat er de gevolgen van waren

Welk een schoonen stoet vormden die ridders op hunne vurige rossen. Hoe
schitterden die wapenrustingen in de helle zonnestralen, hoe kostbaar
waren zoowel paarden als ruiters getooid, hoe vroolijk wapperden de
vaandels boven hunne hoofden, hoe fier zaten die ridders te paard!

Voorop rijdt Hendrik van Vianen, de geduchte kampioen, wien reeds
bij voorbaat door bijna iedereen, ook door hem zelven, de overwinning
wordt toegeschreven. Hoe trotsch laat hij zijne oogen ronddwalen over
de menigte, die het tournooiveld omringt, en een verwaten glimlach
komt over zijn norsch gelaat, als hij ziet, hoe daar de hoofden bij
elkaar worden gestoken en men fluistert:

"Dat is de Heer van Vianen, die nog nooit overwonnen is."

"Kent ge hem?" vraagt een ander.

"Kennen, neen, doch ik zie het aan het wapen, dat op zijn mali�nkolder
geschilderd is; zie maar: drie zwarte zuilen op een veld van zilver."

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Sun 16th Mar 2025, 4:19