Fulco de Minstreel: Een historisch verhaal uit den tijd van Graaf Jan I voor jongelieden by Kieviet


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 1

Uit de tuigage van het ros blijkt evenzoo de rijkdom van den
edelman. Ook die is versierd met edelsteenen en paarlen, de
stijgbeugels zijn van zilver, het donkerroode dekkleed, waarop in
zilverdraad het wapen van IJselstein is gestikt, is van kostbaar
fluweel. Toch, hoe vorstelijk en rijk de indruk ook moge zijn, dien
deze ruiter teweegbrengt, koninklijk bloed stroomt hem niet door de
aderen. Het is Heer Gijsbrecht, de eigenaar van het machtige slot te
IJselstein, en zijn naam is reeds, niettegenstaande des Ridders jeugd,
beroemd in het graafschap. Was hij niet een van de eerste edelen, die
van ruiters en voetknechten vergezeld optrok, om den moord in 1296 op
Graaf Floris V gepleegd, te wreken? Hoe zeer was hij verontwaardigd
over de lage daad, waaraan Gerard van Velzen, Herman van Woerden,
Jan van Kuik, en ook zijn eigen oom Gijsbrecht van Amstel zich hadden
schuldig gemaakt. Nauwelijks had het gerucht van den vreeselijken
moord hem bereikt, of hij verzamelde zijne strijdmacht, en rukte op
het slot Kroonenburg aan, waar Gerard van Velzen eene schuilplaats had
gezocht. D��r vereenigde hij zich met de Kennemers en West-Friezen,
die aangevoerd werden door Klaas de Grebber, en met de Heeren van
Kleef en van Zullen, en viel met onstuimige kracht op het moordslot
aan. Weldra stond hij bij de belegeraars bekend als een van de
stoutmoedigste ridders van het Graafschap, die bij eene bestorming
immer de eerste, bij elken terugtocht de laatste was. Waar het gevecht
het heerst, het gevaar het grootst was, daar kon men er zeker van zijn,
de fiere gestalte van den jeugdigen ridder te vinden. Van terugdeinzen
was bij hem geen sprake. "Voorwaarts, altoos voorwaarts!" was zijne
leuze. Voor een groot deel was het aan zijn beleid en zijne dapperheid
te danken, dat het slot Kroonenburg werd ingenomen en de moordenaars
hunne gerechte straf ontvingen. En zoo geducht hij was in den strijd,
zoo beminnelijk en innemend was hij in het dagelijksche leven. Van
hem kon getuigd worden, dat hij was een ridder zonder vrees of blaam
en een sieraad van zijn stand. Rechtvaardig jegens zijne onderzaten,
was hij mild voor de armen, en weezen en weduwen een beschermer.

De ruiter aan zijne zijde is, hoewel niet zoo kostbaar, toch op gelijke
wijze getooid als Heer Gijsbrecht. Uit het wapen van IJselstein, dat
op zijn lijfrok en ook op het dekkleed van den zwarten hengst, dien
hij berijdt, gestikt is, raadt gij, dat hij tot het Huis van Heer
Gijsbrecht behoort. Het is Jonker Jan van Asperen, de schildknaap
van Gijsbrecht. Hij telt ongeveer zeventien jaar, en al kan men
hem geen schoonen jongeling noemen, toch is hij flink gebouwd. Uit
zijne trekken spreekt meer moed en woeste kracht, dan schranderheid,
uit zijne donkere oogen meer drift, dan geest. Toch is hij eerlijk
en trouwhartig; voor zijn Heer zou hij gaarne zijn leven wagen. De
gouden sporen vinden we bij hem niet; hij is dus nog geen ridder,
waarvoor hij dan ook nog wel wat te jong is.

De derde ruiter, die zich soms met een grappig gezicht het stof van
de lippen blaast, is, zooals we reeds opmerkten, een dienstman. Zijn
naam is eenvoudig Fulco, en zijne kameraden noemen hem nog al eens
Fulco den Minstreel, welken naam hij te danken heeft aan zijne schoone
stem en aan de vele liederen, waarop hij hen op feestdagen dikwijls
onthaalt. Hij is een vroolijke jongen van ongeveer twintig jaar, die
de grootste heldenstukken met onverstoorbare kalmte verricht. Heer
Gijsbrecht houdt hem in hooge eere en is, wanneer hij, zooals nu,
op reis gaat, het liefst door hem vergezeld. Hij weet, dat Fulco
zijn volle vertrouwen waardig is, en bovendien dankt hij hem
het behoud van zijn leven. Nooit zal hij het vergeten, hoe Fulco
zich, bij de belegering van Kroonenburg, door een dichten drom van
vijanden heensloeg om h�m te redden, toen hij zich in de hitte van
den strijd vergeten en te ver tusschen de vijanden gewaagd had. Van
alle kanten drongen dezen op hem aan, en ongetwijfeld zou hij het
leven verloren hebben, indien Fulco hem niet met gevaar van zijn
eigen leven verlost had. En Fulco is zich bewust, dat hij bij zijn
Heer een potje breken kan, maar nooit komt de gedachte bij hem op
daarvan misbruik te maken. Hij gedraagt zich steeds zooals het een
goed dienaar betaamt. Zoo ook nu. Hoeveel last hem het opgejaagde
stof ook veroorzaken moge, hij denkt er niet aan zich ongevraagd bij
de andere ruiters te voegen. Gelukkig wendde Heer Gijsbrecht zich
tot hem, en riep:

"Wel, hoe heb je het met de warmte, Fulco?"

"Als een jong speenvarkentje aan het braadspit, Edele Heer. Ik begin
bijna te sissen."

"En je bent bijna onzichtbaar ook, jongen. Zie eens, Jonker, is het
niet alsof je Fulco door de wolken zag vliegen?"

"Ha, ha!" lachte Jonker Jan. "De wolken hangen gelukkig nog al laag
bij den grond, Fulco. 't Zou er anders slecht voor je uitzien."

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Fri 29th Mar 2024, 7:33