Fulco de Minstreel: Een historisch verhaal uit den tijd van Graaf Jan I voor jongelieden by Kieviet


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 25

Zoo had dan nu Van Borselen alle macht in handen, waarvan hij gebruik
maakte om zijnen vrienden, allen Zeeuwen, groote bedieningen te
geven. Den Heer van Brederode ontsloeg hij als Baljuw van Zuid-Holland
en benoemde Jan van Renesse in diens plaats.

Al spoedig bleek het hem echter, dat deze even heerschzuchtig was
als hij zelf, en dat de Graaf zich meer en meer tot hem voelde
aangetrokken. Daarom beschuldigde hij hem van het plan, om zich van
den Graaf meester te maken, ten einde hem aan Hollands vijanden over
te leveren. De Graaf geloofde die beschuldiging, en Renesse had het
alleen aan eene snelle vlucht te danken, dat hij geen kennis maakte
met den kerker. Tot Baljuw in zijne plaats werd Heer Aloud benoemd,
die zich weldra door zijne aanmatigende handelingen door geheel
Holland gehaat maakte.

Zoo was de toestand in zake 's lands regeering op het oogenblik,
dat Heer Gijsbrecht als gevolmachtigde van den Bisschop te Veere
aankwam. Het was dus waarlijk geen wonder, dat hij met ongeduld het
oogenblik te gemoet zag, waarop hij voor den jongen Graaf en diens
machtigen beheerscher zou moeten verschijnen. Wat den eerste betrof,
hij had den knaap lief om der wille van diens edelen vader, Graaf
Floris, maar Van Borselen, den indringer, zooals hij hem noemde,
haatte hij uit het diepst van zijn hart. Het was immers maar al te
zeer bekend, welke rol hij had gespeeld in den moord op Graaf Floris,
van welke daad hij een der eerste aanleggers was geweest, en het was
hem onbegrijpelijk, hoe de moordenaar des vaders nog onder de oogen
durfde komen van den zoon.

Lang behoefde hij niet te wachten, want reeds den eersten dag na
zijne aankomst ontving hij de uitnoodiging, om voor den Graaf te
verschijnen. Gevolgd door Fulco begaf hij zich naar het slot, waar
hij door een schildknaap naar de burchtzaal werd geleid. De Graaf
en Van Borselen hadden aan eene tafel plaats genomen. Twee klerken,
ieder met eene lessenaar voor zich, zaten aan weerskanten.

Eerbiedig naderde Gijsbrecht den jongen Graaf en heette hem, ook namens
den Bisschop, hartelijk welkom in het vaderland. Met een snellen blik
nam hij beide mannen op. Wat viel de jongeling, wien hij zich reeds
als niet groot en sterk had voorgesteld, hem tegen. Hij was niet meer
dan een zwakke, ziekelijke knaap, die in de hoogste mate verlegen,
zijn groet met een paar onbeduidende uitdrukkingen beantwoordde. Doch
des te krachtiger was de figuur van den Heer Van Borselen, wien men
het kon aanzien, dat zijne trotschheid en heerschzucht hem tot alles
in staat deden zijn. Reeds bij den eersten blik, dien Gijsbrecht met
hem wisselde, voelde hij, dat die geduchte man zijn vijand was. Hij
nam zich voor, op zijne hoede te zijn.

Nadat de gebruikelijke plichtplegingen waren afgeloopen, ging Van
Borselen dadelijk over tot de behandeling van de zaak, die IJselstein
naar Veere had gevoerd: het vaststellen van de vredesvoorwaarden
tusschen Utrecht en Holland, en nu bleek het al spoedig, dat
Gijsbrecht de reis veilig achterwege had kunnen laten, want Van
Borselen wilde geen vrede, of de Bisschop moest afstand doen van de
leenheerschappij over Amstel en Woerden. Welke pogingen Gijsbrecht ook
deed om die bepalingen zachter en aannemelijker te maken, het baatte
niets. Van Borselen bleef halsstarig bij zijn eisch, en dreigde den
oorlog dadelijk te zullen hervatten, wanneer zijne voorwaarden niet
werden aangenomen. Hoe het hem ook speet, Gijsbrecht moest toegeven,
want de Bisschop had hem opgedragen, den vrede tot elken prijs aan
te nemen. Met een zucht onderteekende hij het tractaat, dat door een
der klerken geschreven was en hem werd voorgelegd.

"Dus die zaak is eindelijk aan kant," zeide Van Borselen, toen
Gijsbrecht hem het document overhandigde.

"Nu heb ik nog iets met u te bespreken, Heer van IJselstein."

"Met mij?" vroeg Gijsbrecht verwonderd.

"Ja, met u," klonk het droge antwoord. "De Graaf namelijk wenscht
van u te vernemen, hoe uwe houding zal zijn, ingeval de Bisschop het
gesloten tractaat ontrouw mocht worden en opnieuw het zwaard tegen
Holland trekken mocht."

"Die daad zou ik ongetwijfeld afkeuren, Heer van Borselen," antwoordde
Gijsbrecht, "en betreuren. De Bisschop zou zeer zeker op mijne hulp
ook niet kunnen rekenen."

"Dat is de bedoeling niet," hernam Van Borselen kortaf. "Wij wenschen
te weten, of gij in dat geval zoudt doen, wat gij als leenman van den
Graaf verplicht zijt, namelijk, den Bisschop van Utrecht bestrijden,
ja of neen."

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Wed 19th Mar 2025, 4:18