Op de jacht in Mozambique by Guillaume Vasse


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 10

Wat nood, bij een volgenden plas zou men de flesch, eigenlijk een
waterzak, vullen. In het doornatte bosch ging het toen aan het
zoeken naar versche olifantensporen. Om negen uur vonden ze in de
droge bedding der Nioronga den voetstap van een mannetje, dat er
eenige uren te voren door moest zijn gegaan. Ze volgden het spoor,
dat hen bracht aan een plas, waar het dier zich had gevoegd bij een
troep van een dozijn zijner soortgenooten. Allen te zamen hebben,
naar duidelijk blijkt, zich, na gedronken te hebben in het slijk
gewenteld. Daarna werd de achtervolging in zwijgende hardnekkigheid
voortgezet. Het was ��n uur, en ze hadden geen druppel drinkbaar
water gevonden, terwijl de zon brandend heet was. De negers bleven
intusschen verzekeren, dat men de olifanten wel te zien zou krijgen.

Inderdaad, pas hadden ze een kleinen heuvel beklommen, of ze hoorden
de dieren, die ze zochten. Er werden gevechtstoebereidselen gemaakt,
die voor den heer Vasse bestonden in het nazien van zijn wapens en
voor de zwarten in het zich spiernaakt uitkleeden, om in geval van
gevaar beter te kunnen vluchten. De bagage bleef achter onder de
bewaking van twee mannen en ze trokken er op af. Toen ze in een niet
zeer dicht bosch kwamen, waarlangs een dichtgegroeide diepte lag, zag
men drie olifanten; de anderen waren verder vooruit. Een mannetje met
mooie slagtanden wreef zich tegen den stam van een reusachtigen boom,
die hevig trilde van top tot teen als een riethalm in den storm. V��r
hem uit liep een ander jonger mannetje en daarvoor een groot wijfje
zonder tanden. De jager naderde tot op tien meter van den grootste,
met het geweer in de hand. Daar het dier onophoudelijk den kop bewoog,
en daar hij de gevoelige plekken niet in het oog kon krijgen, besloot
de heer Vasse te schieten, als hij beter kijk op het beest had.

Op dat oogenblik draaide de wind; de olifant rook den jager en ging
er van door. De heer Vasse deed een sprong in de andere richting en
schoot; maar de kogel, die raakte, deed het dier niet stilstaan. De
jager stond stil, om weer te schieten, maar hij had er den tijd niet
voor, want hij moest front maken voor het wijfje, dat na het schot
omgekeerd was en aankwam met omgekrulden snuit, ver uiteenstaande
ooren, brullend, en gereed tot den aanval.

Het reuzendier zag er indrukwekkend uit; maar de jager had wel wat
anders te doen, dan den olifant te bewonderen. In haast zond hij haar
een kogel in de borst, en gelukkig keerde de dame terug. Dat alles
had zich in een paar seconden afgespeeld en weldra waren de grijze
kolossen in het struikgewas verdwenen. Vasse volgde nog eenigen tijd
het bloedige spoor van den mannetjesolifant, maar daar de zon lager
daalde, en de dorst hen allen vreeselijk kwelde, werd besloten,
dat men eerst aan de Pungwe zou gaan drinken.

Ze waren nauwelijks onderweg, toen Vasse dichtbij olifanten hoorde
schreeuwen. Weldra zag hij een troep van elf stuks, drie jonge
mannetjes met kleine tanden en wijfjes, waarvan drie ieder met een
jong. Twee van die laatste hadden geen tanden; de zwarten wezen er
den jager op en schudden het hoofd onder het herhalen van het woord:
"Mariri!" (jagers). Dien naam geven ze aan de wijfjes zonder tanden,
die bekend zijn om haar boosaardigheid. De heer Vasse besloot, niet
te schieten, want er was daar geen enkel dier bij met goede tanden;
bovendien was hij zoo goed als zeker, dat hij de beide even te voren
geschoten dieren in zijn macht had, en hij had alleen verlof voor het
dooden van twee olifanten, een mannetje en een wijfje zonder tanden.

Dus liet hij den troep weggaan en ze gingen rechtsaf, om niet
denzelfden weg te volgen als de dikhuiden. Het was donker, en ze kwamen
op een heuvel, toen ze plotseling aan hun voet in het dal de olifanten
boomen hoorden breken en de bladeren hoorden afscheuren, om die op
te eten. De jagers moesten toen beraadslagen. De negers waren bang,
want de wind veranderde onophoudelijk, en ze liepen gevaar, als de
wijfjes hen roken, een aanval te moeten doorstaan, want de wijfjes zijn
's nachts nog veel stoutmoediger dan overdag. Angstig en onbewegelijk,
dorst en honger vergetend, wachtten de jagers de gebeurtenissen af.

Daar klonk een luid trompetgeschal van de dieren, en een razend tumult
volgde onmiddellijk. De wind was gedraaid; de menschen waren geroken,
en alle dieren namen de vlucht met uitzondering van een enkel wijfje,
dat tot den aanval overging. Ze draafde tegen de helling op. Welk
een toestand voor Vasse en de zijnen! Vluchten in de duisternis was
haast niet mogelijk. Op een boom klimmen hielp niet, want er is geen
boom, die stand houdt voor een olifant. Beter was het dan maar den
strijd te wagen. Kort gaf Vasse aan de dragers der geweren bevel,
zich gereed te houden. Ze zouden allen tegelijk schieten, zoodra het
dier zich zou vertoonen tegen de lucht, en daarna zou ieder een goed
heenkomen zoeken. Het was een wanhopig besluit, en ze voelden allen,
dat er groote kans was op het vallen van dooden onder hen. Plotseling
hield het doordringende, krijschende geluid op en ook de beweging werd
gestaakt; het beest zocht de jagers, want de wind was weer gedraaid,
en daar de olifant hen niet rook, daalde het dier weer de helling af,
ging haar medeleden van den troep zoeken, om daarmee in het dal te
blijven, en er den nacht door te brengen.

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Tue 29th Apr 2025, 14:06