In het gebied van het Tsadmeer met de expeditie Tilho by L. Roserot de Melin


Main
- books.jibble.org



My Books
- IRC Hacks

Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare

External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd

books.jibble.org

Previous Page | Next Page

Page 1

Inderdaad bereikte de expeditie Tilho, die in het begin van de
maand November 1906 uit Cotonoe was vertrokken en die de Dahomey was
opgegaan, Gaya in Januari 1907 en zette den tocht naar het Tsadmeer
voort door het dal der Dallol Maoeri en der Gober Tibiri. Op dit deel
van haar tocht zullen wij de expeditie vergezellen.

De inwoners van deze streek, die Goberaoea's worden genoemd, beweren,
dat ze uit Egypte afkomstig zijn. "Wij komen", zeggen ze, "uit Gypti,
waar de Pharao's regeerden." Maar niets wijst erop, dat dit werkelijk
hun afkomst is. In ieder geval herinnert niets, noch in hun gewoonten,
noch in hun bouwkunst, noch in hun kleederdrachten, ook maar in de
verte aan de karakteristieke eigenschappen van dat illustre volk. Men
is intusschen verbaasd, als men voor de eerste maal te Tibiri of te
Maradi komt, er een gebruik van mechanische krachten aan te treffen,
dat men nergens elders onder volken van het negerras vindt en dat
overeenkomt met een in Egypte gebruikt toestel. Het is namelijk
een inrichting om water te putten, die merkwaardig veel gelijkt
op de sjadoef van de Egyptenaren. Daardoor kunnen de Goberaoeia's
gemakkelijk hun velden besproeien, waar ze op kleine schaal katoen
en graan verbouwen.

Buiten eenige woningen van leem, die door de sultans en hoofden in
beslag zijn genomen, zijn alle hutten van stroo opgetrokken. De
wand, bestaande uit een grof gevlochten mat, is voorzien van en
stevig gemaakt met korte paaltjes, die het mogelijk maken, de hut
op den grond te zetten, zonder dat het noodig is, palen in den
bodem te slaan. Het dak is iets aparts; het wordt als een domper
erop geplaatst, en door zijn eigen gewicht houdt het de heele hut
stabiel. Zooals te begrijpen is, kan men zulk een woning gemakkelijk
verplaatsen. Daar er geen meubels noodig zijn, daar er water in den
grond wordt aangetroffen op geringe diepte, daar de grond overal even
bruikbaar is vooral voor den verbouw van gierst, worden heele dorpen om
de geringste aanleiding verplaatst. De wegen zijn aan dezelfde snelle
veranderingen onderworpen; nauwelijks aangegeven in het bewegelijke
zand, zijn ze afhankelijk van de willekeur van den eersten den besten
neger, die op het denkbeeld verkiest te komen, zijn koren te planten
op de plek, waar den vorigen dag nog een weg was. En op die manier
bezorgt de topografie van dit land iemand veel verrassingen en een
terreinopneming, die met alle mogelijke zorg is verricht, loopt groot
gevaar, over twee jaren reeds weer foutief te wezen.

Die bewegelijkheid van dorpen en wegen verontschuldigt in zekeren
zin de groote vergissingen, door de gidsen begaan, zoodra ze
zich verder dan een twintigtal kilometers van de plaats, waar ze
wonen, verwijderen; maar kan niet voldoende verklaren, hoe het
komt, dat de europeesche reiziger zoo moeilijk inlichtingen kan
krijgen. Is het vrees, wantrouwen, indolentie of onbegrijpelijke
onverschilligheid? Geheim van de negerziel! Het is intusschen zeker,
dat de bezwaren van den tocht herhaaldelijk worden vergroot door het
bijzonder karakter der bewoners van de streek. Hun handelingen zijn
vaak onbegrijpelijk. Nu eens ziet men drijvers, die, goed gevoed
en zeker van een hoog loon zijn, en die, terwijl ze hebben gezien,
hoe de collega's, voor wie ze in de plaats kwamen, werden betaald,
ineens de vlucht nemen den dag v��r de uitbetaling, en zonder reden
hoegenaamd, de kameelen en hun werk in den steek laten; dan weer
weigeren de bewoners der dorpen iets te verkoopen, zelfs tegen een
betrekkelijk hoogen prijs, al hebben ze de gevraagde levensmiddelen
ook in overvloed.

Zoo kwam ik op een dag tegen tien uur in den morgen in een dorp van nog
al eenige beteekenis. Het hoofd, dat gewaarschuwd was, kwam dadelijk
uit zijn hut aan den kant van den weg bij de velden met reeds bijna
rijpe gierst. Het was een kleine grijsaard met witten baard, wiens
boosaardige oogjes, schitterend in een gelaat met ontelbare rimpels,
mij nieuwsgierig aankeken. Ik liet hem vragen om kippen, eieren, boter
en gepelde gierst voor mijn metgezellen, terwijl ik hem de verzekering
gaf, dat ik hem een goeden prijs zou betalen voor de levensmiddelen,
die hij mij zou verschaffen. De oude zette een bedroefd gezicht:
"Ik heb geen kippen", zei hij. Nu loog hij brutaal, want op datzelfde
oogenblik kraaide een haan victorie, en een kakelende kip vloog
tusschen mijn beenen door.

Wat te doen? Ik kon geen geweld gebruiken, maar daar de kip het
hoofdgerecht moest uitmaken van mijn ontbijt, viel het mij moeilijk,
er afstand van te doen, en ik besloot, ten minste moreele pressie
uit te oefenen. Daar het vernuft van den tandmeester bij mij had
vervangen wat de natuur had verwoest, deel ik met een aantal van
mijn mannelijke en vrouwelijke tijdgenooten in de beschaafde wereld
het vermogen, om een deel van mijn gebit uit den mond te nemen. Met
een gezicht en houding, zoo ernstig, als het mij maar mogelijk was
te zetten, liet ik aan den ouden man uitleggen, dat hij ongelijk had,
mij zoo voor den gek te houden, want ik bezat een machtig toovermiddel,
zooals hij dadelijk zou zien. Toen mijn boy mijn woorden had vertolkt,
maakte ik mijn gebit los en legde het op mijn geopende hand, zonder
een woord te zeggen en plaatste daarna de tanden weer in mijn mond. En
toen verklaarde ik: "Indien in een half uur ik hier geen kip heb en
boter, eieren en gierstmeel, zal ik een der giersthalmen op uw veld
aanraken met mijn tanden, die ik, zooals ge gezien hebt, uit den mond
kan nemen, en gij zult geen oogst binnenhalen."

Previous Page | Next Page


Books | Photos | Paul Mutton | Fri 7th Feb 2025, 1:08