Main
- books.jibble.org
My Books
- IRC Hacks
Misc. Articles
- Meaning of Jibble
- M4 Su Doku
- Computer Scrapbooking
- Setting up Java
- Bootable Java
- Cookies in Java
- Dynamic Graphs
- Social Shakespeare
External Links
- Paul Mutton
- Jibble Photo Gallery
- Jibble Forums
- Google Landmarks
- Jibble Shop
- Free Books
- Intershot Ltd
|
books.jibble.org
Previous Page
| Next Page
Page 24
Dat is een stroom uit een ver land gekomen,
Die gaat langs dorpen, scheem'rend achter boomen
Met kronkling blank door weiden groen smaragd.
En, als zijn wateren voor eeuwen gingen
Zoo gaan zij thans, onwetend van de dingen,
Die zijn vergaan en van den nacht die wacht.
II.
Want in het najaar als het Land gaat slapen
Wordt alles �ven zoo volkomen schoon;
Dan draagt het, �l te kort, een koningskroon
Van louter blad-goud om de lichte slapen.
Zoo ziet men, schijnend uit het amberbleeke
Gelaat eens knaaps, den glans van oogen groot,
Een droefklaar water, spiegel waar de Dood
Op donk'ren tocht te dicht is langs gestreken.
En als dan de even schoone kroon ontbla�rt,
Des winters stormen langs het dood Land vaart
En stijft, maar dekt met hermelijn, de leden,
Dan ligt het als die knaap, die sterven moet:
's Doods vreemd geluk in de oogen, in 't gemoed
De troost van na veel leed verworven vrede.
* * * * *
HERDENKEN.
De laatste gele boterbloem,
Die bloeide tusschen 't dorrend gras,
Deed mij den tijd gedenken toen
Het Lente en zij nog bij mij was.
Die Lente-tijd keert nimmer weer,
O, Leven, wat is uw droefnis groot,
Al wat zoo schoon is, is zoo teer
Zoo broos,--zoo wreed de Dood.
Die kent geen bloemen en geen licht,
Die geeft alleen--mag 't zijn--de rust,
Als hij geveld heeft met zijn zicht
Al harte'-en oogenlust.
* * * * *
IV. Verzen uit het Boek
"Van Later Dagen".
Aan mijn vrouw en Willem.
* * * * *
UW JEUGD.
Uw schoon-ontloken jeugd doet me altijd denken
Aan wilgeboomen op den waterkant,
Waar de natuur haar weeldrigst heeft geplant
Van bloemen, frisscher dan zij iets kan schenken.
En de adem, die er over 't morgenland
Met geur van maaigras de ochtendlucht komt drenken,
De zonnestralen, die de dauw besprenken,
Maar, vonken wekkend, wekken nog geen brand,
't Is alles 't achttienjarige gelaat
En blanke hals, waar langs de schaduw gaat
Van warrig-donker haar; 't is diep-groene oogen
En tanden blank tusschen het lippenrood
Van mond, die *mij* alleen zijn kussen bood
Een grond, die 'k schilderde in al te ijdel pogen.
Previous Page
| Next Page
|
|